Rasstandaard
Raskenmerken voor de Bearded Collie
Aangenomen door de Algemene Vergadering van de FCI
gehouden op 23 en 24 juni 1987 in Jeruzalem
Algemene verschijning
Een slanke, actieve hond, langer dan hij hoog is, in de verhouding van ongeveer 5:4. Hoogte gemeten vanaf de schoft, lengte vanaf de borst tot het zitbeen. Teven mogen iets langer zijn. De hond moet, hoewel stevig gebouwd, voldoende daglicht onder het lichaam laten zien en mag niet te zwaar gebouwd tonen. Een levendige onderzoekende uitdrukking is een onderscheidend kenmerk van dit ras.
Karakteristieken
Attent, levendig, vol zelfvertrouwen en actief.
Temperament
Een evenwichtige, intelligente werkhond, zonder enige tekenen van nervositeit of agressie.
Hoofd
Het hoofd moet in verhouding zijn met de rest van het lichaam. De schedel is breed, vlak en vierkant. De afstand tussen stop en occiput (jachtknobbel) is hetzelfde als die tussen de ooropeningen. Voorsnuit sterk en even lang als de afstand tussen stop en occiput; het geheel geeft een effect van een hond met sterke voorsnuit en ruim voldoende ruimte voor de hersenen. De stop moet matig diep zijn, neusspiegel is groot en vierkant, meestal zwart, maar zich aanpassend aan de vachtkleur van blauwe en bruine honden. Neus en lippen effen gekleurd, zonder vlekken of stippen. De kleur van lippen en oogranden moet hetzelfde zijn als die van de neus.
Ogen
Oogkleur moet harmoniëren met de kleur van de vacht. De ogen moeten wijd uiteen staan en groot, zachtmoedig en vriendelijk zijn, maar niet uitpuilen. Wenkbrauwharen groeien naar boven en buigen dan naar voren, maar mogen niet zo lang zijn dat ze de ogen bedekken.
Oren
Middelmatig lang en hangend. Wanneer de hond attent is, worden zij aan de basis opgetrokken tot gelijke hoogte als de schedel, maar niet erboven, zo de breedte van de schedel schijnbaar vergrotend.
Mond
Tanden en kiezen zijn groot en wit. Sterke kaken met een perfect, regelmatig en volledig schaargebit, dat wil zeggen dat de snijtanden van de bovenkaak precies van die van de onderkaak staan en dat de tanden recht in de kaak geplaatst zijn. Tanggebit is toegestaan maar ongewenst.
Hals
Hals van gemiddelde lengte, gespierd en licht gebogen.
Voorhand
Schouderbladen moeten goed schuin naar achteren liggen. De voorbenen moeten recht zijn, loodrecht staan en goed bot hebben. Rondom bedekt met ruig haar. Middenvoet moet soepel zijn, doch mag geen zwakte vertonen.
Lichaam
De lengte van de rug moet komen van de lengte van de ribbenkast en niet van de lendenen. De rug recht. Ribben goed gewelfd bij de aanzet, maar niet tonvormig. Lendenen sterk, borst diep om zo voldoende ruimte te geven voor hart en longen.
Achterhand
Goed gespierd met goede tweede dijen. Goed gebogen kniegewrichten en lage hakken. De middenvoet op de grond en in normale stand juist achter de loodlijn vanaf het zitbeen getrokken.
Voeten
Ovaal van vorm met sterke voetzolen. De tenen zijn gebogen en liggen dicht tegen elkaar. Goed behaard, ook tussen de teenkussens.
Staart
Laag aangezet, zonder haak of krul, en lang genoeg om met de laatste wervel tenminste de punt van de hak te raken. Laag gedragen met aan het eind een opwaartse buiging bij het staan of lopen; bij grotere snelheid mag de staart hoger gedragen worden, echter nooit over de rug. Overvloedig behaard.
Gangen
Het gangwerk moet soepel, vloeiend en goed uitgrijpend zijn en met een minimum aan inspanning veel grond beslaan.
Vacht
Dubbel met een dichte, zachte, wollige ondervacht. Bovenvacht recht, hard en ruig, niet wollig en zonder krul, al is een lichte slag toegestaan. De lengte en de dichtheid van het haar moet voldoende zijn om een beschermende vacht te vormen en de belijning van de hond te doen uitkomen zonder dat de vacht de lijnen van het lichaam verdoezelt. De vacht mag op geen enkele wijze worden getrimd. De neusrug moet spaarzaam bedekt zijn met haar, dat aan de zijkant iets langer mag zijn om juist de lippen te bedekken. Vanaf de wangen, de onderlippen en vanonder de kin wordt de vacht naar de borst toe steeds langer en vormt zo de typische baard.
Kleur
Leikleurig, alle schakeringen van grijs, roodachtig bruin, zwart, blauw, bruin en zandkleurig met of zonder witte aftekeningen. Als de hond wit heeft, dan alleen op de voorsnuit, als bles op de schedel, aan de staartpunt, op de borst, benen en voeten, indien aan de hals dan niet achter de schouder, uitgaande van de inplanting. Ook geen wit boven de hakken aan de buitenzijde van de achterbenen. Enige tan-aftekening is toegestaan op de wenkbrauwen, aan de binnenkant van de oren, op de wangen, onder de staartaanzet en op de benen tussen de hoofdkleur en het wit.
Maten
Ideale maat voor reuen 53-56 cm (21-22 inch), voor teven 51-53 cm (20-21 inch). Algehele kwaliteit en lichaamsverhoudingen zijn belangrijker dan de maat, maar een te grote afwijking van de maat moet niet worden aangemoedigd.
Fouten
Elke afwijking van de voorgaande punten dient als fout beschouwd te worden. De wijze waarop deze wordt aangerekend moet nauwkeurig worden afgemeten aan de mate waarin de fout aanwezig is.
Nota bene
Reuen moeten 2 normale teelballen hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald.